Vraagstukken en antwoorden van leerarchitecten - deel 1

De eerste inzichten van de leerarchitecten: interactiviteit in e-leren, de vertaling van fysiek naar digitaal, inclusie en  leertechnologieën.

Sinds de opkomst van e-learning is het werkveld van professionals in learning- and development zowel interessanter als veel complexer geworden. De hoeveelheid aan mogelijkheden binnen e-learning is enorm. Dat maakt het belang van doordachte keuzes, analyses en evaluaties eens zo belangrijk. ESF (Europees Sociaal Fonds) deed daarom een oproep en daaruit ontstond een lerend netwerk van een 60tal organisaties met een eigen lopend e-learning project. Hogescholen, technische experten, docenten en universiteiten zijn een greep uit de deelnemers. Ze zijn allemaal dicht betrokken bij het ontwerpen van leertrajecten, daarom noemen we hen in dit artikel ‘ontwerpers’, ‘learning designers’ of ‘leerarchitecten’.

Onder deze ontwerpers leeft een boeiende combinatie van vragen en antwoorden over online leren. Samen bedenken ze oplossingen voor de grote vraagstukken van wie dagdagelijks bezig is met het ontwikkelen van hybride of online leertrajecten. Wat je dan krijgt? Een gouden bron aan informatie over e-leren. In dit artikel lees je tot welke bevindingen het lerend netwerk tot nu toe kwam.

Opzet van het lerend netwerk

Hoe zorgen we ervoor dat een netwerk van leerarchitecten kan leren van elkaar? Met deze vraag gingen de begeleiders van Obelisk begin 2022 aan de slag, in het kader van de ESF-oproep e-leren. Verschillende organisaties met elk hun eigen e-learning project werden samengebracht in dit lerend netwerk met een eerste samenkomst in maart 2022 tijdens het kick-off evenement. Hier werden de ontwerpers onderverdeeld in subgroepen per regio. Een lerend netwerk werkt het best wanneer er zoveel mogelijk heterogeniteit is: heterogeniteit op vlak van type organisatie, sector, leervraag of om te vormen opleiding bijvoorbeeld. Een indeling op basis van regio is daarom een goed criterium, zo blijft de variatie binnen de groepen behouden. 

Onder begeleiding van een begeleider van Obelisk ging elke subgroep aan de slag om elkaars ervaringen en leernoden te verkennen. Met nog vier groepsbijeenkomsten in het vooruitzicht, alsook twee collectieve momenten met alle groepen samen, werd hier de basis gelegd voor het lerend netwerk. Voorafgaand aan de eerste bijeenkomsten in subgroepen stuurden de begeleiders van Obelisk een online bevraging uit. Welke kennis is aanwezig in onze groep? Welke verwachtingen hebben onze deelnemers? En wat willen deze L&D professionals leren voor hun specifieke project?  Aan de hand van deze informatie konden de begeleiders de methodieken afstemmen en gingen ze aan de slag met hun groep. De uitwisselingen tussen de L&D medewerkers bracht uiteindelijk talloze thema’s, tools en tips naar boven. 

Vraagstukken binnen het lerend netwerk

Iedere subgroep werkte in het kader van deze eerste bijeenkomst één zelfgekozen vraagstuk over e-learning uit. De afgebakende thema’s in de verschillende groepen waren:

- Hoe zorg je voor interactiviteit in e-learnings?

- Hoe vertaal je een fysieke opleiding naar een online versie? En hoe evalueer je deze online opleiding?

- Hoe zorg je voor inclusiviteit bij e-leren?

- Hoe kies je goede leertechnologie?

In de regio Vlaams-Brabant/Brussel kwam de groep, door gedeelde interesses, uit bij het thema ‘Interactiviteit in e-learning’ . De begeleider liet de groep door middel van brainwriting kijken naar wat zo’n interactiviteit juist inhoudt en zo identificeerden ze samen welke vormen van interactie er bestaan. E-learning kan immers drie soorten interactie stimuleren: 

- interactie tussen cursisten,

- interactie tussen docent en cursist en

- interactie tussen de e-learning content en de cursist. 

Concrete tools en voorbeelden werden uitgewisseld. Eén van de tools die aan bod kwam is H5P, waarmee je interactieve elementen inbouwt in een e-learning omgeving. Het is een vrij te gebruiken framework waarmee je quizvragen, video’s en zelfs games toevoegt aan je online les. 

De twee groepen van Antwerpen en Kempen/Limburg legden zich toe op enerzijds de vertaling van een fysieke naar een digitale opleiding en anderzijds de evaluatie van dit eindproduct. Op basis van eigen casussen en via de intervisiemethode bespraken de deelnemers de uitdagingen binnen hun projecten. Hoe bepaal je welke tools je gebruikt in een digitale opleiding? Hoe behoud je het evenwicht tussen fysiek en digitaal in blended leren? Hoe krijg je docenten mee in de ontwikkeling van online content? En eens die digitale innovaties zijn toegepast: hoe, wanneer en welke parameters van je online opleiding evalueer je? 

 ‘Inclusiviteit’ was dan weer het gekozen thema in de groep van regio West-Vlaanderen. Hoe maak je een leertraject zo laagdrempelig en toegankelijk mogelijk voor zoveel mogelijk doelgroepen? De deelnemers  kwamen met voorbeelden van diversiteit waar zij reeds mee gewerkt hebben: van mensen met een lage sociaal-economische status, over kleurenblinden, mensen met beperkte digitale skills, tot anderstaligen en nog veel meer. De groep kwam uit bij twee stromingen wanneer het gaat over bevorderen van inclusie. Enerzijds is er het ‘Universal Design for Learning’ dat focust op aanpassingen die alle studenten ten goede komen. Denk maar aan de ondertiteling van lesvideo’s of het zo laag mogelijk houden van inschrijvingsprijzen. Anderzijds is er ‘Differentiated instruction’ dat zich juist afstemt op heel concrete doelgroepen volgens de principes van differentiatie. Daar kan het gebruik van gebarentaal onder vallen, bijvoorbeeld, of een aangepast curriculum voor werkstudenten.

Inclusie start met het bevragen van de doelgroep. Het is een belangrijke stap wanneer je een benadering wil kiezen om inclusie te bevorderen. Wat hebben deelnemers nodig om te kunnen deelnemen aan de e-learning? Of met andere woorden: welke drempels worden ervaren door de doelgroep? Een praktijkvoorbeeld van zo een bevraging is een survey uitgevoerd door  de Confederatie Bouw West-Vlaanderen. Doel was verkennen hoe de digitale vaardigheden van werfleiders verhoogd konden worden. Met voornamelijk hands-on werkdagen op de werf is dit niet zo eenvoudig. Het invullen en verzamelen van surveys werd gestimuleerd door een incentive: het bedrijf dat de meeste survey-reacties indiende won een foodtruck voor de deur van hun werf. Op die manier werd de basis gelegd om de nodige info te verzamelen, van waaruit een plan van aanpak en acties opgezet konden worden.

Aansluitend op het thema 'Inclusiviteit' werd in West-Vlaanderen ook het thema 'Leertechnologie' aangekaart. Hoe kies je tools die toegankelijk zijn voor zowel studenten als voor de docenten? Belangrijkste meenemer binnen het thema ‘leertechnologie’ was: de ingezette middelen hoeven niet noodzakelijk complex te zijn. Aan de hand van korte demo’s, deelde de groep de verschillende praktijken die zij reeds toepassen. Toegankelijke apps zoals Seppo (mobiel leren door games) en ThingLink (gebruik van interactieve visuals) werden voorgesteld door Vives Hogeschool. Ook Articulate 360 kwam ter sprake als nuttig softwarepakket in e-learning. Het pakket bevat zowel heel toegankelijke tools die meteen te gebruiken zijn als ook heel complexe tools waar meer expertise voor nodig is maar die ook meer mogelijkheden bieden. De opgesomde digitale hulpmiddelen kunnen de drempel naar interactiviteit verlagen, zowel voor student als voor docent. 

Vervolg van het lerend netwerk

De basis van het lerend netwerk is gelegd en intussen blijven de deelnemers van de subgroepen in contact met elkaar via het online communicatieplatform Teams. We kijken met nieuwsgierigheid uit naar wat het netwerk tijdens de volgende samenkomsten nog zal leren. Alvast op de agenda voor juni: ‘Hoe motiveer je docenten? Of dus: ‘Hoe creëer je draagvlak om docenten mee te krijgen in de didactische tools en de digitale aanpak?’ En een tweede vraagstuk: ‘Hoe ontwikkelen we simpele video’s?’ Wordt vervolgd! 

Verder lezen? Ontdek onze visie op leren in dit artikel.

Laatste Posts